Niemendal, niets, laat me toch
Laveren aan de rand van de vijver
Ik spreid mijn armen, doe alsof ik zweef
Uitvliegend,
want dan vlieg je ook weer ergens in
mijn geheime paradijs, fonkelend
ik kabbel, maar krabbel niet terug
omdat dit is wat ik wil, mijn geheimen
zijn prijzig en niet te koop
we toeven te weinig in onze valleien
aan de einder wacht de dag, de nacht en de plicht
immers, ja immers
ik... lispellelie, beknotwilg, dwaalbes
zet me weer eens neer aan de oever van mijn tuin
rouwen om wat komen gaat gaart het hart
zoek me dus even niet, ik ben eventjes uitgepuurd
uitgezakt en bevlogen wegvlogen.